Historie:
De naam van het eiland is al terug te vinden in de historische gouw Texla. Texla was in de vroege middeleeuwen een gouw (een territoriaal en institutioneel onderdeel
van een Gallo-Romeins, Germaans of Slavisch stamgebied) in Frisia ten westen van het Vlie. Het wordt al in de achtste eeuw genoemd als pagus Tyesle, Thesla (Zuidland).
Waarschijnlijk werd het begrensd door het Vlie in het oosten en het Marsdiep in het zuidwesten.
De eerste inwoners van Texel dateren mogelijk uit de Midden-Steentijd (8000-4500 v. Chr); archeologen hebben daarvoor aanwijzingen gevonden. In 1415 kreeg Texel
(het gehele eiland) stadsrechten.
Landschap:
Een natuurlijk fenomeen is De Slufter, een gebied binnen de brede duinketen aan de noordwestkant van het eiland, vol kreken en geulen, dat in open verbinding staat
met de Noordzee. Het is ontstaan door een duindoorbraak in 1858. Bij vloed loopt een deel van De Slufter onder water en bij eb loopt het water door de geulen weer
terug naar zee. Daardoor is slibvorming en verzilting ontstaan en moest de vegetatie zich aanpassen. De Slufter is van de Eijerlandse polder gescheiden door de Zanddijk.
In 1864 was in het noorden bij De Cocksdorp de vuurtoren Eierland geplaatst, op ongeveer 3 km van de zee. Nu staat de zee vlak onder de toren. Door de aangelegde
zeewering wordt de vuurtoren beschermd en wordt het strand beetje bij beetje breeder.
Fauna:
Er broeden in het voorjaar vooral in de duingebieden ongeveer 80 verschillende vogelsoorten, maar in totaal zijn zo'n 300 soorten op Texel waargenomen.
De Muy, een duingebied tussen De Koog en De Slufter is een beschermd gebied; het is de broedplaats van de oudste lepelaarkolonie van Nederland.