Op de grens van de gebieden van het Otterlose Bos en het stuifzandgebied de Zanding ligt een indrukwekkende stuifwal. Deze wal is rond 1900
grotendeels beplant met grove dennen om de hevige zand verstuivingen die dit gebied teisterden tegen te gaan. Een deel is bebost en is later recreatiegebied geworden.
Een deel van dit stuifzandgebied is echter open gebleven. Het meeste is begroeid met grassen, mossen, korstmossen, heideplanten en spontaan opgekomen vogelkersen,
berken en vliegdennen.
Het Otterlose bos bestaat op enkele stukken heide en stuifzand na, geheel uit bos. Mogelijk is het een overblijfsel van het ooit zeer uitgestrekte oerbos rond het
dorp Otterlo: het woud Otterlaun. Het woord 'Otter' is waarschijnlijk afkomstig van 'Uter' en betekende het zoiets als het uiterste of buitenste bos
(aan de rand van de Veluwe).
In de loop van de tijd is het karakter van het bos sterk veranderd. De eiken die hier vroeger stonden werden door de boeren gebruikt als zogenaamd “geriefhout”:
de takken werden stelen voor het gereedschap. Dit eikenbos werd rond 1900 door de toenmalige eigenaar grotendeel omgevormd tot een grove dennenbos.
Op het meest zuidelijke stuk van het bos is een stuk met jeneverbessenstruiken.